Drie teksten om te analyseren van Claire Bishop, Liesbeth Huybrechts, Vavara Guljajeva
1. Claire Bishop – De sociale wending: samenwerking en het ongemak/de onvrede, 2006
Claire Bishop is een Britse cultuurhistorica, die hier een artikel schrijft waarin ze kritisch is op de kunstpraktijk die participatie als methode gebruikt. De doelgroep is experts en kunstenaars.
Ze vraagt zich af of ze sociaal geëngageerde kunstprojecten kan beoordelen als kunst.
Bij de kunstenaars die ze hier noemt wordt het esthetische overruled door de ethische waarde, en het proces wordt als belangrijker gezien dan de uitkomst. Ook zien deze kunstenaars esthetiek meer als een commerciële waarde dan een kunstzinnige, waar zij zich niet mee willen associëren. Esthetiek wordt soms zelfs als ‘gevaarlijk’ gezien. Soms wordt het auteurschap zo ver gereduceerd, dat er van een kunstwerk bijna geen sprake meer is (daar ben ik het wel mee eens). Maria Lind, curator die participatie kunst omarmt, zet de conceptuele kracht en kunstzinnige betekenis van de participatie projecten aan de kant ten voordele van de relatie van de kunstenaars ten opzichte van hun participanten. Lind oordeelt op ethisch, en niet op artistiek vlak volgens Bishop. Bishop observeert ook dat deze kunstvorm zich soms uit in een onflexibele modus van politiek correctheid, waar zelfopoffering de norm is.
Er heeft zich een impasse tussen kunstenaars en deskundigen die deze kunstvorm omarmen en hen die deze vorm van kunst als een marginale en misleide vorm van kunst beoordelen gevormd. Bishop vraagt zich af of er misschien een middenweg mogelijk is?
Ze beschrijft een aantal kunstwerken waarbij het esthetische zowel de sociale waarde in een subtiele manier een wisselwerking met elkaar aangaan, en beweert daarmee dat het wel mogelijk is.
Na de tekst een tweede keer gelezen te hebben, zie ik eigenlijk wel hoe genuanceerd Bishop de werkwijze van deze kunstenaars benadert, en de bias die erin verstopt zit probeert te ontzenuwen. De kunstenaars die zich minder politiek correct opstellen en met hun werk meer conflicten oproepen, vindt zij vele malen interessanter, juist door de conflicten die ze oproepen. In dit geval kan ik alleen maar zeggen dat ik het met haar eens ben in dat opzicht. Ik denk dat het conflicterende element in creatief werk te incorporeren een spanningsveld oplevert waardoor het werk verder kan groeien.
2. Liesbeth Huybrechts 2014 – Participatie is riskant, mogelijke aanpak voor gezamenlijke creatieve processen
Omdat in deze context het onderscheid tussen designers en kunstenaars niet te maken is, noemt ze deze gezamenlijk ‘makers’.
Doelgroep: makers (ontwerpers en kunstenaars) Doel: kunstenaars en ontwerpers zijn niet opgeleid om te werken met participanten, haar doel is hen over participatie in de kunst of ontwerppraktijk te informeren en te helpen omgaan met deze werkwijze en deze te bevragen.
Background, Aim and Argument In dit hoofdstuk bespreekt Huybrechts participatie en het riskante aan het sluiten van compromissen. Op pagina 10 en 11 zegt ze dat sommige makers geloven in het bewerkstelligen van sociale vooruitgang zodra er meer participanten aan hun project meedoen. Deze makers zien het als een politiek recht van burgers om deel te nemen, want het onderwerp gaat hen aan, gaat over hen.
De waarde van de macht van de aantallen die deelnemers toevoegen aan een project is een andere reden; dus hoe meer mensen een bepaald -technisch- onderdeel gebruiken of testen, hoe beter de uitkomst ervan zal zijn. Weer een andere reden kan zijn dat een participatie project een culturele kritiek kan formuleren, en een herschikking van de machtsverhoudingen hoopt te bewerkstelligen. Sociale cohesie of -technisch- testen is dan niet het doel, maar een maatschappijkritische positie in te nemen.
Dit soort projecten lijken nooit af en onzekerheid komt dan om de hoek kijken. Huybrechts noemt dit risky trade-offs: het riskante van het sluiten van compromissen, omdat er met veel mensen wordt samengewerkt, en de aard van deze werkvorm onzekerheid behelst.
Uit ervaring weet ik dat dat inderdaad zo kan werken: een bestuurder van een middelbare school wil graag dat de uitkomst van een creatief project democratisch gekozen wordt door medewerkers en leerlingen (zij zijn de participanten). Hierbij is de vraag of dit het gewenste resultaat wordt behaald bij een project -in dit geval een huisstijl- wat intentioneel nooit als een democratisch proces in het leven is geroepen. Wij als makers hebben de intentie echter nooit gehad aan het begin van het maakproces een democratische verkiezing te organiseren, en houden ons hart vast over de uitkomst.
Maar als het doel van het werk is om een democratisch proces te faciliteren en je juist werkt met de factor onzekerheid is het juist heel spannend en de uitkomsten kunnen een rijke bron aan informatie opleveren. Als je het als maker niet kan loslaten dat je geen zeggenschap hebt over de uitkomst -zoals mijn voorbeeld hiervoor genoemd- is het inderdaad de vraag of je je er wel moet inlaten participanten erbij te betrekken.
3. Vavara Guljajeva – Van Interactie naar Post-Participatie: de verdwijnende rol van de actieve participant, 2018
Dit stuk is onderdeel van haar artistieke PhD onderzoek. Ze noemt aan het begin van hoofdstuk 2.3 de crisis van de interactieve kunst: wie bepaalt dat er een crisis gaande is? Dit klinkt mij als de wetenschappelijke idee dat er een crisis nodig is om tot een paradigma-shift te komen. Het is een theorie, en die hoef je niet voor waar aan te nemen. Ik zelf denk eigenlijk dat veel processen veel vloeiender maar ook chaotischer verlopen, en zich naast elkaar afspelen in plaats van in een lineaire volgorde.
In hoofdstuk 2.4 ‘Van interactie naar post-participatie’ beargumenteert ze haar introductie van de ‘nieuwe’ term post-participatie. Op pagina 56 benoemt ze dat post-participatie relevant is, omdat volgens haar deze term net als post-digitaal en post-internet een uiting is van de huidige tijd; ook omdat de commerciële wereld met interactieve ideeën en technieken die in de kunsten werden geïntroduceerd en gebruikt aan de haal is gegaan, is -al dan niet fysieke- participatie normaal geworden in ons dagelijks leven. De normaliteit ervan markeert dat er een grens is overschreden: de kunsten houden zich bezig met vernieuwing en grensverlegging, en daarom is interactie en participatie niet meer relevant voor de kunst. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben trouwens: als je bepaalde vormen van kunst wegzet als irrelevant, terwijl deze ook steeds weer opnieuw uitgevonden kunnen worden: in de jaren ’60 en ‘70 werd participatie ook een hot topic, zoals de Fluxus beweging en de bijbehorende happenings. Het publiek was bij die happenings veel meer een deelnemer dan een toeschouwer.
In dit geval – hoewel ik de termen met ‘post’ ervoor soms wat pedant vind klinken – vind ik wel dat ze de redenen ervoor goed heeft beargumenteerd.
De link naar het voorbeeldwerk Listening Post, waarbij de participant alleen op een passieve manier bestaat in een vorm waarbij de deelnemers niet eens weten dat ze deelnemers zijn, en ze eigenlijk alleen worden gebruikt als passieve datasets, verheldert haar keuze. Ik ben alleen wel benieuwd dan waar de post-participatie kunst dan verder heen zal gaan: wat is er na post-participatie? En, bestaan een aantal stromingen niet gewoon naast elkaar, en ontwikkelen ze zich los en in kruisverbanden van en met elkaar?
De drie artikelen vergeleken:
Bishop belicht vooral het aspect van esthetische vs sociaal geëngageerde patricipatie projecten zonder esthetisch doel, en het ongemak en conflict wat bij projecten met participanten hoort en in de éne kring wordt omarmt, en de andere juist niet. Ze bepleit dat er niet zo strict hoeft te worden omgegaan met het esthetische of niet, omdat een star basisbeginsel het werk er niet beter op maakt.
Huybregts richt zich vooral op de risico’s die makers lopen op onwenselijke compromissen sluiten in Participatie projecten, omdat er met zoveel mensen wordt samengewerkt.
Guljaveva beargumenteerd voornamelijk de introductie van een nieuwe richting in de participatie kunst: die van post-participatie, waarbij de participant geen actieve maar een passieve deelnemer is geworden.