Deelvraag: Heb je weleens eten uit het wild geplukt en opgegeten, en hoe was je ervaring?
Hoe beschrijven mensen een ervaring van voedsel uit de natuur? Welke herinneringen roept het op, en hoe precies kun je de ervaring vertellen en overdragen?
Ik ben nieuwsgierig welke verhalen er loskomen als ik mijn medestudenten vraag naar hun ervaringen met eten uit het wild geplukt of geraapt. Aan de hand van een korte vragenlijst -zodat ze alvast over het onderwerp konden nadenken- interviewde ik mijn hen via Teams.
De verhalen:
Nanna, hoewel ze zich een echt stadsmens noemt, geniet enorm van de rijkdom van het platteland en het bos. In Frankrijk op boerenland heeft ze verse mais geplukt, en in Limburg beukennootjes en kastanjes. De mais en de beukennootjes at ze rauw, samen met haar kinderen en man. Het boerenland is in de omgeving waar haar ouders een huis hebben. In Limburg raapten ze beukennootjes, aten die rauw en poften de kastanjes. Het smaakte heel lekker en heel gezond. De smaak is ook anders, je proeft meer grond of iets dergelijks. Ze schrijft zelf: ‘De mais was lichtgeel, groenig, knapperig en rook naar gras, het graan was geel en bruin, stug en korrelig. De kastanjes en de beukennootjes waren bruin, zacht, nat en roken naar aarde.’ Het graan hebben ze toen ook gemalen en brood van gebakken.
Nienke: ‘Is het ook de buitenlucht die de smaakt beïnvloedt?’ Nanna: ‘Dat geloof ik niet, het is vooral de aarde die je proeft.’ Ze kijkt zo op de ervaringen terug: ‘Superfijn om samen te doen, te onderzoeken, te genieten van een soort gevoel van rijkdom.’
Esmeralde had me van tevoren een paar foto’s gestuurd van haar wildpluk opbrengst:
Ze gaat elk jaar met haar gezin en vader naar Vlieland, in de laag liggende delen van het eiland. Het plukken van cranberries is een jaarlijks ritueel geworden. Tussen de heide en vlakbij zee en daar weten ze precies de goede veldjes te vinden waar je veel cranberries kunt plukken. Haar vader is degene die weet waar de veldjes zijn. De veldjes zijn van Staatsbosbeheer, en zodoende toegankelijk voor iedereen. Ze plukken lekker veel, ik zie een paar kilo staan daar op die foto. Esmeralde omschrijft ze zo: ’Ze zijn rood, beetje ovaal en rond, en ze hebben niet echt een overduidelijke geur.’ En ze smaakten: ‘Heerlijk! Een beetje bitter maar dat vind ik juist lekker. Het moet niet te zoet zijn.’
over bereiding zegt Esmeralde: ‘Het is lekker om er jam of compote van te maken, of bijvoorbeeld een taart. Deze kan ik aanraden!!’ En geeft meteen een adres erbij, hoera! huisvanmo
Esmeralde kijkt er zo op terug: ’Heerlijk relaxed, past helemaal bij de week Vlieland. Kijk al weer uit naar oktober.’
Isabel heeft pruimen en aardbeien, wortelen, bramen en kersen bij haar ouders in de tuin geplukt, samen met haar broer of zus, buurjongen of buurmeisje. Ze zegt: ‘Het smaakte lekker als het rijp was, soms zuur.’
In Tjechië heeft ze appels geplukt. Ze was daar in de zomer op vakantie met haar vriendin. Het was langs een weg, en de appels zagen er heel lekker uit, geel met rood en blozend, en ze leken rijp. Het was heuvelachtig gebied, met bomen en bergen op de achtergrond, en het was warm. Ze hadden er heel veel geplukt, omdat ze er zo mooi uitzagen, en in een tas gedaan. Onderweg probeerden ze er één, ze waren alleen nog helemaal niet rijp en heel erg zuur! En er zaten soms beestjes in, toen hebben ze ze maar weggegooid.
De pruimen bij haar ouders waren wel overheerlijk: rijp, sappig, en heerlijk zoet. Ongeveer zo groot dat ze in je handpalm pasten. De kleur was paars. Isabel at ze, haar vriendin niet want ze houdt er niet zo van. Ze heeft er mooie herinneringen aan overgehouden.
Om mijn interviewtechniek een beetje te onderzoeken, probeerde ik bij Isabel wat meer door te vragen op de visuele aspecten, zodat je haar verhaal nog meer mee kan beleven. Hoewel ik wat abrupt ingreep, kwamen er daardoor wel meer visuele aspecten naar boven.
Rosa had het vragenblad ingevuld, haar heb ik niet kunnen spreken vanwege de tijd. Rosa heeft bramen geplukt in Utrecht tijdens het fietsen van plek A naar plek B op een industrieterrein, samen met een goede vriendin. De bramen zagen eruit als zwarte besjes en ze hebben ze rauw gegeten: ze smaakten zoet. En zo kijkt ze erop terug: ’Het was heel leuk, want we hebben zoveel bramen geplukt dat we al onze zakken vol hebben gestopt en zoveel bramen hadden dat we ze de hele week aan mensen hebben uitgedeeld.’
In het panbos in Zeist heeft ze samen met haar moeder tamme kastanjes geraapt. Ze waren bruin, soms groot, soms klein, soms vol, soms al opgegeten. Gepoft in de oven, maar mijn moeder vindt het rauw lekker. Zelf vindt ze ze : ‘Lekker, hartig en een klein zoetje.’ Ze kijkt zo op deze ervaring terug: ‘Heel positief en nostalgisch, ik doe dit al jaren elk jaar samen met mijn moeder. We waren ook wel eens te laat, toen was alles op, weg of opgegeten. Maar ook wel eens precies op tijd! :D’
Het is leuk naar de verhalen te luisteren, te zien hoe ze teruggaan in hun herinnering en de ervaring opnieuw beleven. Er spreekt veel geluk en plezier uit. De bijzondere smaken en geuren, het zijn op een plek die je niet snel zal vergeten, en het delen van een gezamenlijke ervaring met geliefden wordt ervaren als een waardevol iets.